Hoofdstuk 4: Pluriforme samenleving

Hoofdstuk 4 heet de pluriforme samenleving.

Met andere woorden: Nederland is een multiculturele samenleving: een maatschappij met meerder culturen. Wat zijn culturen eigenlijk? Wat is een subcultuur? Waarom lukt integreren niet altijd? Wie zijn er allemaal in Nederland? Dit soort vragen worden er in hoofdstuk 4 beantwoord. Maar nu is het zeker ook erg belangrijk om te kijken naar de vluchtelingenstromen die in de wereld zijn, in Europa zijn en in Nederland zijn.

De linkjes naar de uitleg per paragraaf:

Paragraaf 1: Leven tussen verschillende culturen

Paragraaf 2: Hoe kijk je tegen anderen aan?

Paragraaf 3: Migratie naar Nederland

Paragraaf 4: Integreren is soms lastig

Paragraaf 5: Geloven wat je zelf wilt

Extra paragraaf: Wat geloof jij?

Huiswerk

§1.
Nederland is in de laatste vijftig jaar heel sterk veranderd. Gezinnen werden kleiner en vrouwen bleven vaker werken als ze trouwden. Er ontstonden jongerenculturen en er kwamen ‘Nieuwe Nederlanders’ naar ons land. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was het nog een uitzondering als je buurman uit Marokko of Suriname komt. Tegenwoordig is dat heel gewoon. Voor een deel lijken zij in hun gedrag op andere Nederlanders, in sommige dingen zijn ze anders, bijv. als het gaat om eten, muziek of speciale gewoonten. Aat dat laatste geldt natuurlijk ook voor andere subculturen, zoals fanatieke voetbalfans of woonwagenbewoners.

Omdat er zoveel verschillende subculturen met autochtonen en allochtonen zijn, noemen we Nederland een multicultureel land. Multi betekent namelijk veel. Je bent een allochtoon als jij of ten minste een van je ouders in het buitenland is geboren en opgegroeid. Een autochtoon is iemand die zelf, net als zijn ouders en vaak ook grootouders, in het land is geboren en opgegroeid.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de multiculturele Nederlandse samenleving?

1.Er is een dominante cultuur die past bij de meeste Nederlanders. Hierbij horen de Nederlandse taal, Sinterklaas, leerplicht voor alle kinderen, enzovoort.

2.Er wonen verschillende etnische groepen, zoals Marokkanen, Somaliërs en Belgen.

3.Behalve etnische subculturen zijn er veel andere subculturen, zoals jongerenculturen, bedrijfsculturen en mensen die elke week samen sporten.

4.Er zijn verschillende godsdiensten, zoals christendom, islam, jodendom en hindoeïsme. Deze hebben elk hun eigen feestdagen en gewoonten, zoals vasten tijdens de ramadan.

§2.
Verhuizen naar een ander land is niet makkelijk. Je laat je familie en vrienden achter, je moet een andere taal leren en je aanpassen aan een andere cultuur. Waarom kiezen mensen er dan toch voor om in een ander land te gaan wonen? De belangrijkste redenen zijn:

1.Werk

2.Koloniën

3.Oorlog

4.Gezinshereniging en gezinsvorming

De laatste jaren komen veel buitenlandse werknemers uit Polen en Roemenië om hier in de bouw en de kassen te gaan werken.

Een andere reden om weg te gaan, heeft te maken met de geschiedenis. Nederland had vroeger koloniën gebieden die werden veroverd voor de handel, zoals Suriname en Indonesië. Op dit moment heeft Nederland geen echte koloniën meer.

Soms vluchten mensen uit hun land omdat hun leven gevaar loopt. Er is oorlog of ze kunnen opgekapt worden vanwege hun politieke mening. Deze politieke vluchtelingen noemen we ook wel asielzoekers,  mensen die op zoek zijn naar bescherming in een veilig land.

Als een vader snel zijn land uit moest vluchten voor de politie, wil hij natuurlijk het liefst dat zijn vrouw en kinderen bij hem komen wonen. We noemen dat gezinshereniging. We spreken van gezinsvorming als je iemand uit een ander land hierheen haalt om mee te gaan trouwen.

§3.
Hier in Nederland kun je lesbisch of homo zijn, maar in Iran is dat streng verboden. Hoeveel gewoonten, normen en waarden neem je over, als je in een ander land gaat wonen? We bespreken 3 mogelijkheden.

1. Bijna honderd procent aanpassen.

Je noemt dit assimilatie  je vervangt heel veel van je eigen cultuur door de dominante cultuur van het land waar je woont.  Je past je dan dus bijna helemaal aan.

2. Helemaal niet aanpassen.

Het andere uiterste is segregatie, waarbij er een sterke scheiding is tussen bevolkingsgroepen. Zo praten veel oudere Chinese, Marokkaanse en Turkse Nederlanders bijna geen Nederlands meer en hebben daardoor heel weinig contact met autochtone Nederlanders.

3. Gedeeltelijk aanpassen

De derde mogelijkheid is integratie, waarbij nieuwkomers Nederlandse gewoonten overnemen, maar ook veel dingen van hun eigen cultuur houden.

In de praktijk nemen culturen veel dingen van elkaar over: ‘Hollandse’ kinderen eten Chinese loempia’s en Surinaamse of Marokkaanse kinderen zingen op een schoolfeest de laatste hits van Jan Smit mee.

§ 4.
Veel allochtonen hebben hun eigen plek gevonden in de Nederlandse samenleving.  Toch zijn er nog steeds problemen door verschillen tussen culturen.

1.Taal: Als je de taal van een land niet spreekt, kun je niet goed praten met je buren, in winkels of bij de dokter. Dan is integratie erg lastig. De meeste allochtonen spreken goed Nederlands. Maar thuis preken ze vaak een andere taal. Daardoor is er nog taalachterstand. Dit is erg moeilijk in te halen.

2.Opleiding: Surinaamse jongeren, die de taal goed spreken, presteren veel beter op school dan sommige Turkse of Marokkaanse jongeren die een taal achterstand hebben. Dat geldt niet voor de Marokkaanse meisjes, die bovendien vaak erg gemotiveerd zijn om te leren.

3.Werk: Zonder diploma vind je veel moeilijker werk. Zodra je werk hebt gaat het integreren je veel makkelijker af. Je praat namelijk met je collega’s en je maakt sneller dan je denkt kennis met de Nederlandse cultuur.

4.Discriminatie: Ook al heb je een goede opleiding of diploma, toch kom je als allochtoon soms moeilijk aan een baan, doordat er sprake is van discriminatie mensen in dezelfde situatie ongelijk worden behandeld.

5.Probleemwijken: Soms werkt ook de wijk waar je woont niet mee om goed te integreren. In veel steden zijn er wijken waar vooral veel allochtonen wonen. Kenmerken van zo’n wijk zijn: veel werkloosheid, er is meer criminaliteit en er zijn meer rondhangende jongeren die voor overlast zorgen. In zo’n geval spreken we van een Probleemwijk.

Voor betere integratie moet alles en iedereen meehelpen.

1.  Allochtonen kunnen hun best doen om goed Nederlands te leren, een diploma te halen en een baan te vinden.

2. Autochtonen Nederlanders kunnen meer belangstelling tonen voor andere culturen.

3. Tot slot kan de overheid de integratie verbeteren, door:

1.Te zorgen voor voldoende banen voor iedereen;

2.Extra geld te geven voor lessen Nederlands en taalcursussen;

3.Spijbelaars en voortijdige schoolverlaters aan te pakken;

4.Huizen in probleemwijken op te knappen en de buurt gezelliger te maken. Dan blijven ook de mensen met een goede baan er wonen. Zo ontstaat een gemengde samenleving.

§5
Ongeveer de helft van de jongeren in Nederland gelooft in een hogere macht. Toch gaat maar een kwart van de jongeren naar een kerk, tempel of een moskee.

Nog steeds zie je in Nederland allerlei christelijke kenmerken van halverwege de vorige eeuw. In ieder dorp staat wel een kerk, er zijn christelijke scholen en er zijn nog christelijke omroepzenders.

In het christendom zijn er grofweg 2 stromingen:

1. De katholieken met de paus in Rome.

2. de protestanten zonder één bepaalde leider.

Mensen met verschillende godsdiensten kunnen in NL naast elkaar leven zoals alle geloven dit doen. Dit is vastgelegd in de godsdienstvrijheid, het recht om te mogen geloven wat je wilt, dit in artikel 6 van onze grondwet staat.

Daarnaast is er ook vrijheid van meningsuiting, maar die heeft wel grenzen, hier 2 voorbeelden:

1.Soms wordt er in de kerk of moskee iets negatiefs gezegd over vrouwen  en homoseksualiteit een afwijking of zelfs een ziekte.

2.Soms voelen gelovigen zicht juist gediscrimineerd of beledigd door niet-gelovigen.